doorzoek het gehele Damescompartiment
Damescompartiment online

dr. Aletta H. Jacobs:
Reisbrieven uit Afrika en Azië
(tweede deel)

Almelo: W. Hilarius Wzn, 1913


Ten geleide
Met variabelen in haar spelling van plaatsnamen, vervolgde Aletta Jacobs haar verslag voor de krant van haar propagandatocht voor het vrouwenkiesrecht in Indië. Dat Javaanse vrouwen op bepaalde voorwaarden wel kiesrecht bezaten, verbaasde haar.

Op Java; VI

Van Bandoeng naar Djocjakarta is een lange, warme, stoffige reis in de overigens comfortabele wagens van de Staatsspoorwegen. De overgang van de Padangsche Regentschappen in de Vorstenlanden kenmerkte zich meer op dan eene wijze. Vooreerst toch onderscheidt zich de Soendaneesche bevolking opvallend van de Javaansche. De Soendaneesche vrouwen en mannen, hoewel, althans volgens mijn Europeesche begrippen. ook niet bedeeld met uiterlijk schoon, zijn toch nog Venussen en Adonissen, vergeleken bij hun Javaansche zusters en broeders. De Javanen, ik bedoel natuurlijk dat soort, dat wij op de wegen zien, zijn niet alleen leelijk, doch bezitten ook een minder geciviliseerd voorkomen dan wij tot dusver van de andere inlandsche bevolking in onze kolonieën gezien hebben. De vrouwen dragen hare dikke, lange haren niet netjes gekamd en opgestoken, hare sarongs en kabajaas zien er donker en onfrisch uit en de dikke siripruim tusschen de lippen voltooit den echt onbeschaafden indruk, dien zij verwekken. De mannen staan uiterlijk niets hooger.
Een ander groot verschil tusschen de Soendaneesche en de Javaansche vrouw is ook, dat deze laatste werkt. Men ziet hier in midden-Java minstens even zoovele vrouwen op het land werken als mannen. Ook op de passars treft men de vrouwen als verkoopsters en koopsters en op de wegen ziet men even zoovele zwaar-bepakte vrouwen als mannen. Het is duidelijk, dat hier weder mannen en vrouwen beiden werken. Mij werd verteld, dat de Javaansche vrouw, ook de gehuwde, in eigen onderhoud voorziet.
De thee- en vooral de kina-ondernemingen, die wij in de Preanger zoo veelvuldig zagen, missen wij in de Vorstenlanden. Zij hebben plaats gemaakt voor uitgestrekte velden met suikerriet, die in uitgestrektheid wedijveren met de rijstvelden. Het schijnt juist tijd te zijn van het overplanten der rijst, een eentonig, ongezond werk, dat bijna uitsluitend door vrouwen geschiedt. De fijne rijstsprietjes, die eerst op een beperkt veld in dichte bossen opschoten, worden nu een voor een op een kleinen afstand van elkander onder water in de voren geplant. De vrouwen staan daarvoor gebukt tot over de enkels in het water, in de eene hand een bos sprieten houdende, met de andere een voor een het sprietje zijn plaats gevende. Ook als de rijst rijp is, wordt zij door vrouwenhanden geplukt.
In Djocja werden wij door mevrouw Ter Horst-De Boer aan het station ontvangen, die voor goede kamers in het hotel Mataram gezorgd had. Eenige leden van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht hadden voor ons ieder een vaas geurende orchideeën in onze kamers geplaatst. Ik moest den volgenden morgen eerst naar Magelang, alwaar mevrouw Schriecke, toen de sociëteitszaal voor dat doel werd aangeboden, een vergadering voor vrouwenkiesrecht had uitgeschreven. Magelang is voornamelijk bevolkt, voor zoover het de Europeesche bevolking betreft, door militairen, en aangezien wij voor de zaak, warvoor wij strijden, van de zijde der militairen slechts bij uitzondering instemming vinden, was de verwachting van de opkomst van het publiek en van het winnen van leden voor de vereeniging niet bijster groot. Ik had evenwel gemeend, dat ik de zoo laat tot mij gekomen uitnoodiging toch niet mocht afslaan, in elk geval moest probeeren ook in Magelang een paar zaadjes te strooien, in de hoop, dat er vroeg of laat hier of daar nog wel een tot groei en ontwikkeling kon komen. De vergadering was dan ook niet druk bezocht, doch het gelukte toch, niettegenstaande den sterken tegenstand door een debat van hardnekkige anti's, nog ongeveer dertig aanwezigen te overtuigen, dat spoedige invoering van het vrouwenkiesrecht noodzakelijk is en dat zij dan die overtuiging konden doen blijken door als leden onzer vereeniging toe te treden, waarmede zij ons in onze taak in Nederland steunen.
Ik moest den volgende morgen reeds weder vroeg afreizen en kom om die reden niet meer helpen de afdeling Magelang in elkaar te zetten, doch mevrouw Schriecke heeft die taak op zich genomen en in betere handen kon ik die gewis niet achterlaten.
Onder mijn gehoor in Magelang bevond zich ook de regent van daar. Deze hoogst-beschaafde en zuiver Hollandsch sprekende man liet zich na de vergadering aan mij voorstellen. Hij vertelde mij, 't geen ik reeds meer gehoord had doch steeds was het tegen gesproken, dat de Javaansche vrouw het kiesrecht onder dezelfde voorwaarden als de man bezit. Beiden oefenen dit recht echter allen uit bij de verkiezing van dessahoofden. Het is verbonden aan grondbezit. Nu zijn de meeste vrouwen op volwassen leeftijd gehuwd en hebben dan geen eigen bezit, zoodat vrouwelijke kiezers zeldzaam zijn, maar toch komen zij in bijna elke dessa voor. De Regent had in zijn dessa twee vrouwen die kiezers waren en die bij eene verkiezing nooit ontbraken. Dus ook de Javaansche vrouw is hare Nederlandsche zusters in dezen voor! Wordt het niet beschamend?
Hoe gaarne had ik den volgenden morgen even een bezoek gebracht aan het Instituut van den heer en mevrouw Van der Steur, dat in Magalang gevestigd is. Hoe verdienstelijk die menschen zich maken, door de opvoeding van vele honderden kinderen op zich te nemen, kinderen van Europeesche vaders en inlandsche moeders, kunnen alleen zij beseffen die hier 'n beetje zich vertrouwd hebben gemaakt met de ongelukkige positie waarin die arme slachtoffers van de in concubinaat levende ouders verkeeren. Door de opvoeding van die kinderen, waarvan anders niets zou terecht komen, op zich te nemen, verplichten zij de maatschappij op onbetaalbare wijze aan zich.
Toen ik om tien uur met den trein in Moentilan aankwam, stond Mrs. Catt mij daar reeds met een auto te wachten, waarmede zij van Djokja was gekomen en waarmede wij nu samen een bezoek zouden brengen aan den tempel van Boro Boedoer en aan dien van Tjandi Mendoet.
Het s mij onmogelijk om van de Boro Boedoer, dit eeuwenoude monument eene beschrijving te geven. Elke beschrijving van dit meesterstuk van beeldhouwkunst van de 8e eeuw. dat ons een beeld geeft van wat de Javaan in dat voor hem gouden tijdperk op kunstgebied vermocht, zou aan de waarheid te kort doen. De Buddhistische of Hindutempel overtreft in grootte en schoonheid alle dergelijke tempels in Ceylon en Britsch-Indië. Deze solide, pyramidale tempel, uit blokken lavasteen gebouwd, waarbij noch cement, noch pilaren of bogen gebruikt zijn om het geheel samen te houden, is een van de wonderen der wereld. Het is vreemd dat dit toonbeeld van menschelijk kunnen niet door aardbevingen of door de beeldverwoestende Mohammedanen verwoest is geworden, zooals toch bijna overal elders de Hindu en Boeddhatempels door de Mohammedanen verwoest werden, zoodra zij er de macht toe kregen. Zou ook vroeger hier het Mohammedanisme reeds doortrokken zijn geweest van het Hindiïsme en Boeddhisme?
Maar niet alleen de tempel is imposant, ook de omgeving waarin hij staat. Toen ik boven op den top van deze kolossus zat en mijn blik liet dwalen over het uitgestrekte panorama, toen had ik een stuk Oostersch leven voor mij, zoo imponeerend, dat het mij onwillekeurig aan het droomen bracht. Het voerde mijn geest terug naar de interessante tijden van het verleden. In mijne verbeelding zag ik daar die duizenden pelgrims over de, tot aan den top met palmen begroeide bergen komen, om steeds weder op nieuw de hulde en dankbaarheid te betuigen aan de honderden steenen afgodsbeelden, waarvan elk een zittenden Boeddha voorstelt, den man die hun gebracht heeft innerlijken vrede.
Na de Boro Boedoer vallen, als van zelf sprekend, alle andere ruïnes van tempels, die wij op onzen toch bezochten, zeer in de schaduw en toch is de tempel van Tjandi Mendoet, op eenige mijlen afstand van de Boro Boedoer gelegen, ook een zeer merkwaardig monument en een bezoek overwaard. Van de tempels in het laagland van Parambanan gelegen, die wij den volgenden morgen een bezoek brachten, is door aardbevingen en door den tand des tijds te weinig intakt gebleven, om door gewone stervelingen nog genoegzaam geapprecieerd te kunnen worden. Er is juist zooveel van staan gebleven, dat men nog even den indruk krijgt van de groote macht van het kunnen in dien tijd en van de groote offers in geld en tijd en geestelijke en lichamelijke inspanning, die deze menschen voor hunne godsvereering over hadden. Ook al die tempels waren opgebouwd uit brokken lavasteen, die eenvoudig op elkaar gestapeld werden, zonder dat zij door eenig cement aan elkaar verbonden waren.
Een bezoek aan een pandjeshuis in Djokja, door een Chinees gehouden, deed ons nog een sterk sprekend de waarde beseffen van den regeeringsmaatregel om langzamerhand al deze instellingen in onze kolonieën onder Gouvernementsbeheer te brengen. Wat een enorm verschil in onkosten, doch vooral in zekerheid voor den inlander, dat hij zijne pandstukken teug krijgt, bestond tusschen deze Chineesche onderneming en een dergelijke onder Gouvernementsbeheer.
Op de kweekschool van inlandsche onderwijzers, waarvan de vóór-opleiding school vooral eene modelinrichting mag genoemd worden, zaten ook twee Javaansche meisjes. Deze twee schrander uitziende persoontjes, konden niettegenstaande haar gebrekkige vóór-opleiding en de minder gunstige voorwaarden waaronder zij het onderwijs mochten volgen, toch zeer goed met de mannelijke leerlingen wedijveren. Ook hier weder ontvangen de jongens onderwijs, kost en inwoning - en dit laatste zeer goed - vrij, benevens eene maandelijksche toelage van f 10-, terwijl de meisjes voor dit alles zelf moeten zorgen. Ik haast mij echter hieraan toe te voegen, dat onder deze directeur van onderwijs met dit meten met twee maten langzamerhand gebroken zal worden en de toekomstige meisjesleerlingen ook tegemoetkoming in de te maken kosten zullen ontvangen.
Eene groote teleurstelling trof ons hier. Er zou Zondagavond een gameland en dansavond in de Kraton plaats hebben, door den sultan gearrangeerd voor den resident en zijne logees. De resident was goed genoeg om ook ons in deze uitnoodiging te betrekken, maar op den dag, dat het feest zou plaats vinden, sterft een van de 153 kleinkinderen van den sultan. Als men bedenkt, dat deze oude sultan achtereenvolgens drie wettige vrouwen heeft gehad en een bescheiden aantal bijwijven, die hem te zamen eenige honderden kinderen schonken, waarvan nog over de 70 in leven zijn en dat die kinderen hem nu reeds met 153 nog in leven zijne kleinkinderen vereerden, dan is het licht te begrijpen dat de Kratonfestiviteiten nog al eens in de war gestuurd worden door den onverwachten dood van een dier nakomelingen. Ik vond het heel jammer, dat die prinses op zoo'n ongelegen oogenblik het leven verliet, een leven echter, dat voor in de Kraton geboren prinses, naar onze Westersche begrippen althans, niet anders dan een doelloos, monotoon en in vele gevallen hoogst treurig bestaan kan zijn geweest.
Geheel anders als het leven in de Kraton voor de daarin geboren prinsessen, is het leven van de vrouwen in het huis van den Prins Paku Alam. Ik verheug mij zeer dit interessante gezin te hebben leeren kennen. Niet alleen de prins en zijn oom, doch ook alle prinsessen, zuster en nichten van de prins spreken onberispelijk Hollandsch, benevens eenige vreemde talen. Zij konden zich even goed met Mrs. Catt in het Engelsch, als met mij in het Hollandsch onderhouden. In deze jeugdige prinsesjes begroette ik de moderne Javaansche vrouw, meisjes van het slag van Karthini, die niets liever zouden willen dan zichzelf te ontwikkelen, om deze ontwikkeling dienstbaar te maken tot verheffing harer Javaansche zusters. Zou de schrijfster van Hilda van Suylenburg wel gedacht hebben, dat zij hier, in het midden van Java, zulke lieve, jonge, hooge vereersters vindt in de prinsessen van het huis van Paku Alam?
Niet weinig was ik verrast, toen ik Maandagavond in de vergadering voor vrouwenkiesrecht, die door een zeer talrijk publiek werd bijgewoond, onder de aanwezigen ook den prins met vier prinsessen aantrof en dat ik met mijne voordracht ook het hart dezer lieve hoorsters trof. Behalve de vier prinsessen waren ook de beide Javaansche adspirant-onderwijzeressen van de kweekschool onder mijn gehoor, voor wie hetgeen zij hoorden, niet bovennatuurlijks was. Ook deze meisjes betuigden mij later hare instemming met het gehoorde. Dat het Indische publiek ontvankelijk is voor rechtvaardigheid en gaarne genegen is de strijd voor het vrouwenkiesrecht in Nederland te helpen steunen, getuige wel, dat na mijne voordracht 81 der aanwezigen als leden tot de vereeniging toetraden. Nog deze wek zullen deze leden een bestuur uit hun midden kiezen en de Djokja'sche ledengroep der Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht gaan vormen. Aan de flinke voorbereiding van deze vergadering, door de dames Ter Horst en Lokhorst, is dit prachtig resultaat voorzeker te danken.
Mevrouw Ter Horst maakt zich op velerlei wijze verdienstelijk in Java. Een van de meest sprekende is wel de permanente tentoonstelling van vrouwenarbeid, waarmede zij een tweeledig doel bereikt. Eensdeels houdt zij daarmee de oude Indische kunstindustrie staande en anderdeels verschaft zij daarmede aan veel vrouwen werk, omdat de zaken, op die tentoonstelling aanwezig, alle aangekocht kunnen worden. In dit artistiek ingerichte lokaal zagen wij menig stuk zeer mooi batikwerk, houtsnijkunst, leerbeschildering, graveerwerk, enz.
Djokja, zoo in het midden van Java gelegen, gaf ons menige gelegenheid om het echte Javaansche volksleven ban nabij te leeren kennen.
Ook de temperatuur, die hier alleen midden op den dag erg warm is, is overigens zoo heerlijk, dat men zich geen aangenamer kan denken; zoodat, alles te zamen genomen, de zes dagen, die in Djokja doorbrachten, mede behooren tot de zeer interessante en zeer aangename, die wij in onze kolonieën sleten.

(pag. 480-486)