doorzoek het gehele Damescompartiment
Damescompartiment online

Beb Vuyk:
De eigen wereld en die andere
Amsterdam: Querido, 1969
99 pagina's


Ten geleide
In memoriam mijn zoon Ru de Willigen, 27 oktober 1934- 29 augustus 1961
Onder de titel De eigen wereld en die andere heeft Beb Vuyk twee novellen bijeengebracht onder het motto van M. Vasalis: 'Eenzaam, buiten bereik van elk erbarmen,/ maar in uiteindelijke onkwetsbaarheid'. Oorlogsnovellen zijn het, van de aangrijpendste soort omdat ze het ontwrichtte dagelijks leven tonen.
Hieronder een onheilspellend fragment uit het tweede verhaal. Het Indische meisje Ernie is teruggeaan naar haar Javaanse moeder. Het is oorlog.

II
Het was zo'n rustige dag in Soekaboemim die achtste maart 1942 toen Java viel. Dagen lang was er langs de grote weg naar Bandoeng druk gereden. De bergvesting Bandoeng was onneembaat, hadden de kranten geschreven. Europeanen en Chinezen, in trucks en auto's, met duizenden vluchtten ze er heen.
Haar moeders huis lag midden in de sawahs in een klein dal en was niet zichtbaar vanaf de grote weg, die diep uitgegraven in de berghelling, aan weerszijden begrensd werd door een hoge berm Een breed voetpad liep eerst vrij steil omhoog en maakte na de afdaling een scherpe bocht. Niemand die vanaf de weg het pad volgde kon vermoeden dat het naar een huis voerde. Op het hoogste punt van het talud stond een bamboebosje, van waar je de weg kon zien zonder zelf gezien te worden. Vanaf die plaats had Ernie naar het verkeer zitten kijken. Dag en nacht reden de auto's voorbij, particuliere wagens, vrachtauto's en militaire trucks, een éénrichtingsverkeer vrijwel.
Twee dagen eerder was het ineens opgehouden. Er was niets meer op de weg, zelfs geen fietsen en karren. 's Morgens vroeg al waren de toko's gesloten. De dag erna werd er ook niet op de sawahs gewerkt, er kwamen geen verkopers meer langs en zelfs hun tuinjongen kwam niet binnen. Het was net of iedereen weg was gegaan en zij alleen achtergelaten waren, mama en Ernie met de oude Simin en Idjah, zijn nieuwe vrouw, die bij hen inwoonden.
Ze was die dag in de tuin gaan werken, de warme, vochtige aarde aan haar handen werkte kalmerend. Pas toen het begon te schemeren, ging ze naar binnen. Haar moeder zat in de oude schommelstoel in de achtergalerij. Alleen haar witte kabaja was zichtbaar, zo donker was het al. Ernie zette de radio aan om een muziekje te horen, een stem kwam op uit het ruisen: 'Ik draag u op om de strijd thans te staken en te voldoen aan genoemde voorwaarden, u daartoe in verbinding stellend met de hoogste Japanse bevelhebber in of bij uw resort...'
In haar zenuwachtige poging om beter te kunnen verstaan draaide ze aan de verkeerde knop en kon daarna de juiste golflengte niet meer vinden en miste de rest.
De strijd staken, dat zei je alleen als je het helemaal opgaf, dat zei je niet als je je alleen maar terugtrok. Of kon het dat ook betekenen?
Ze zocht een ander station op, maar er kwam alleen muziek door; Simin sloot de deur en de ramen die met blauw papier waren afgeschermd. Ernie ging baden, zij was moe en vuil.
Als dat het is, zullen ze het iedere uur herhalen, dacht ze onder het aankelden. Op 8 december, toen de oorlog met Japan was verklaard, werd de aankondiging door de gouverneur-generaal ook ieder uur opnieuw uitgezonden.
Simin was bezig de tafel te dekken in de achtergalerij. Ernie keek op de klok; het was kwart over zeven. Ze zou nog tot acht uur geduld moeten hebben. Ze wist dat ze dat niet zou kunnen opbrengen; ze moest het nu weten.
Ze nam de flash-light van de haak naast de deur en liep het pad af naar de grote weg, Een dertig meter verderop in de richting van Soekaboemi was een grote Chinese toko waar ze telefoon hadden.
Nog voor ze de weg bereikt had hoorde zij ze al. Niet hun stemmen, alleen maar hun bewegingen, die een geluid maakten als van water dat langs stenen spoelt. Hoewel ze niet wist wat het was, ging ze toch langzamer lopen. bij de bocht waar het pad tegen de berm omhoog ging bleef ze even staan. Ergens moest een dijkje lekken, het pad was glibberig, ze gleed tweemaal uit in de modder voordat ze boven was. Toen kon ze de weg zien diep beneden haar en daarop een duizendkoppige menigte, die zwijgend in de richting van de Chinese winkel trok. ze schoof voorzichtig in dezelfde richting, in het donker, vijf meter boven ze. De berm was daar met hoog gras bedekt en er groeiden enkele, verspreid staande, armzalige pisangs. Het was heel donker daarboven, maar op de weg viel licht uit de Chinese toko waarvan de deur en één luik geopend waren. Ze hurkte neer, dicht tegen een pisangstam gedrukt en keek.
De mensenstroom ging dwars door het huis, van voren naar binnen en van achteren er weer uit, ze sleurden de winkel leeg. Iedereen nam wat mee, blikjes en flessen en losse dingen als rijst en suiker, die de vrouwen in hun slendangs stortten. Stil, donker en onafgebroken vloeiden de mensen het huis binnen.
De Chinese eigenaar stond bij de deur met een klein meisje op zijn arm. Niemand zei wat tegen hem en hij zei ook niets. Hij verweerde zich niet en hij protesteerde niet ; het leek alsof het niet zijn bezit was dat ze wegsleepten. De lagere planken waren al leeg. Een man klom op een krukje en reikte blikjes aan een jongen, die ze op de toonbank zette waarna ze door anderen werden meegenomen.
De Chinese vrouw zat op een stoel, ze was zwanger en hield haar handen over haar dikke buik gevouwen. Twee kleine jongens stonden naast haar met verbaasde gezichtjes. Een oude man haakte de koperen weegschaal los en een halfwas meisje nam de gewichten. Nu stond een andere man vlak voor de Chinee vrouw. Hij hield zijn schouders iets gebogen en zijn handen samengevouwen, zoals de beleefdheid eiste. Hoewel Ernie vanaf die afstand niets kon verstaan was ze er zeker van dat hij 'Ma'af', neemt u mij niet kwalijk, zei. Dadelijk daarop stond de vrouw op en deed enkele stappen naar binnen. De man nam de stoel waarop ze gezeten had en droeg die weg. De vrouw leunde tegen de toonbank, zo staande werd haar gezicht helder verlicht door de lamp. Het was onbewogen en bijna gedesinteresseerd, maar de twee kleine jongens klemden zich nu met krampachtige handjes vast aan het blauwe katoen van haar lange, wijde broek. Twee mannen lichtten de luiken uit hun scharnieren, twee anderen deden hetzelfde met de deuren. De winkelruimte was nu vrijwel geheel leeg. Er werd een ladder gebracht en tegen het dak gezet, onmiddelijk vormde zich een rij mannen en vrouwen die de dakpannen begonnen door te geven. Er waren nu nog maar weinig mensen in het huis, de stroom spoelde de weg af naar beneden, naar een andere Chinese toko waar ineens een licht was gaan schijnen, een deur geopend werd en waar de vloed naar binnen spoelde.
Ernie kroop terug naar het pad. het was begonnen te regenen, dat merkte ze nu pas. Beneden haar, dicht bij de bocht zag ze een oude man staan; toen hij begon te lopen herkende zij de oude Simin.
'Min,' riep ze zachtjes. Ze knipte haar flash-light aan en liet het licht op hem schijnen.
'Doe die lamp uit,' zei hij. Dat was de eerste maal dat hij op zo'n toon tegen haar had gesproken. Ze knipte het flash-light uit en klom naar beneden. Hij liep recht voor haar uit naar het huis.
'Heeft u ze gezien?' vroeg hij.
'Ik heb ze gezien,' antwoordde ze alleen.
'Gisteravond is het begonnen,' zei hij nog. Ze wist dat hij het woord 'rampok' niet zou gebruiken nu er gerampokt werd, omdat het kwaad bij de naam noemen het kwaad naar zich toe halen zou zijn.
'Weet mijn moeder het?' vroeg ze.
'Ze weet het,' antwoorde hij alleen.

(pag. 55-60)

Inhoudsopgave: Huize Sonja (pag. 7-48) Ngawang (pag. 49-97). Daarna een woordenlijst.