doorzoek het gehele Damescompartiment
Damescompartiment online

Wies van Groningen
(1929)


Wies van Groningen

"Ik ben geboren in Blangkedjerèn, op Sumatra. Mijn Molukse moeder en mijn vader, een totok, hebben daar vijf jaren gewoond met hun kinderen. We hebben overal gewoond, in Batavia, Tjimahi, later ook in Bandoeng. Tussendoor gingen we naar Holland met een half jaar verlof. Zo ook in 1939, althans dat was de bedoeling. Maar in verband met de oorlogsdreiging besloot mijn moeder dat zij met haar kinderen in Holland zou blijven."

Aan het woord is Wies van Groningen. In 1929 werd zij geboren als Louise Metaal, een meisje in een KNIL-kampement in het binnenland van Atjeh. Tien jaar was ze, toen zij in Delft moest gaan wonen. Dat beviel niet zo, vertelt ze: "Ik was op m'n hoede. Ik dacht dat de mensen boos op me waren, ze keken altijd zo streng. Het was natuurlijk ook oorlog. Mijn gevoel voor de schoonheid van Delft, haar grachten.... dat heeft me in Nederland gered van verdriet, van eenzaamheid."

Het "daar en hier" waren twee gescheiden werelden. In Nederland leefde het gezin geïsoleerd: "Ik wist helemaal niet dat we Indisch waren. Daar werd bij ons niet over gepraat. Ik was zeventien toen ik mijn moeder voor het eerst Maleis hoorde spreken. Er kwamen twee Malino-studenten [plaats in waar conferentie voorafgaand aan de onafhankelijkheid van Indonesië werd gehouden; Molukse studenten in Nederland] op bezoek en als geschenk hadden ze een trommeltje tjengkeh, kruidnagel, meegenomen. Wat een schok, ik kon mijn eigen moeder niet verstaan."

Later, veel later, ging Wies op zoek naar wat Indisch zijn betekende. Ze las Maria Dermoût, ontdekte dat haar grootmoeder Louisa de naaister was van het gezin Dermoût, ging Indonesisch leren en verzamelde alles wat zij kon over Indie en dat koloniale verleden. "Als je aan mij vraagt, ben je Indisch, dan zeg ik: ja, ik heb een Hollandse vader en een Molukse moeder. Maar ik ben niet in een Indische gemeenschap opgegroeid, ik ben niet in een Molukse traditie opgevoed. In je belangrijkste jaren, van je 10e tot je 17e, leefde ik vrij geïsoleerd in Nederland, in een westerse wereld."

Wies van Groningen-Metaal volgde op latere leeftijd in Nederland een opleiding Beeldende Vorming, was werkzaam in de Utrechtse Vrouwenbibliotheek en -documentatiecentrum, en volgde een schrijfcursus bij Astrid Roemer. In 1973 reisde ze met haar moeder door Indonesië en dacht: "dit ken ik, ik ben thuis". Momenteel werkt ze in de bibliotheek van het Moluks Historisch Museum. Sinds haar 60ste jaar schrijft ze, vooral over haar moeder Clara Hukom en daardoor indirect over de dochter van Clara die zij zelf is:

"Over het KNIL is genoeg geschreven, maar weinig over al die vrouwen met hun kinderen. Ze waren afhankelijk van het dienstbevel van hun man. Ook zij moesten de dagmarsen van Kotadjané naar Blangkedjerèn maken. Wat heeft dat voor mijn moeder betekend dat ze daar terechtkwam, in zo'n kleine militaire gemeenschap?"
"De titel van mijn laatste boek is: Is militair. Is militair. De invloed van mannen, mensen die macht naar zich toetrekken. Wat voor effect heeft een koloniaal systeem wel niet op een samenleving? De geschiedenis van Nederlands-Indië is er een van geweld. Ga maar na: Banda-kruidnagelmonopolie, Atjeh, Tweede Wereldoorlog, bersiap, KNIL, het geweld van Molukkers hier in de jaren zeventig. Op somige vragen die ik stelde, antwoorde mijn moeder met een zucht: 'Is militair kind. Is militair.'"

En tot slot: "Natuurlijk voel ik een sterke verbondenheid met mijn moeder en met de waarden die zij heeft overgedragen. Niet zozeer rituelen of tradities, maar universele waarden."

In 2000 ontving Wies van Groningen voor haar verhaal 'Over grenzen heen' (dat later verwerkt werd in het eerste gedeelte van Is militair kind. Is militair) de ZAMI-award, bestemd voor vrouwen die "een voorbeeldrol vervullen in de Nederlandse multiculturele samenleving." Uit het juryrapport: "Met een minumum aan woorden weet de schrijfster sfeervol, poëtisch en suggestief zonder zweverigheid haar verhaal te vertellen. Haar stijl kenmerkt zich door een bijzondere cadans, bijna bezwerend van uitwerking. Aldus wordt de orale verteltraditie, zoals de auteur deze uit de Indische cultuur kent, schriftelijk vastgelegd."

Bronnen: uit de Pasarkrant Moesson, zoals vermeld bij de bibliografie. Voorts onderzoek door de Conductrice.

Meer lezen van Wies van Groningen?

  • Mijn voormoeders van de Molukken
    Boekscout, 2013 ISBN: 9789402207309
  • Mijn vader zat ook bij het KNIL
    Eigen beheer, Utrecht 2005 ISBN 90 809395-1
  • Holland ligt niet dicht bij de hemel. Interviews met Molukse vrouwen. Utrecht, 2003
  • Clara Hukom. Verhalen uit Blangkedjerèn. Is militair, is militair Utrecht, 2000.
  • Verhalenbundel waaruit eerder verscheen: De strapan in de Pasarkrant van maart 1995. Idem met De afstraffing in Het vrolijke meisje redactie Astrid Roemer, 1995. In 1998 verschenen Om een pakje tabak, Toehan jang kasih en De kris in de bloemlezing Oost-Indische inkt: 400 jaar Indië in de Nederlandse letteren (Amsterdam/Antwerpen, 1998) samengesteld door Alfred Birney.
  • 'Kruidnagelen en nootmuskaat'. In Vertrouwd en vreemd. Ontmoetingen tussen Nederland, Indië, en Indonesië Hilversum, 2000
  • Clara Hukom. Verhalen uit Blangkedjerèn 1995.
    Verhalenbundel waaruit eerder verscheen: De strapan in de Pasarkrant van maart 1995. Idem met De afstraffing in Het vrolijke meisjeredactie Astrid Roemer, 1995.

Over Wies van Groningen

  • '"Schrijven dwingt mij goed over mijzelf na te denken." Een portret van Wies van Groningen.' Marjolein van Asdonck in: Moesson, onafhankelijk Indisch tijdschrift, december 2000, pag. 22-25 Moesson
  • "Indische verteltraditie voortgezet. Wies van Groningen vertelt de verhalen van haar moeder". Door Edy Seriese in: De pasarkrant, 4 maart 1995 , pag. 4.
  • Biografische notities in Oost-Indische inkt: 400 jaar Indië in de Nederlandse letteren (Amsterdam/Antwerpen, 1998) samengesteld door Alfred Birney, pag. 557.
  • Onderzoek van de Conductrice